Het oudste vakantiepark van Nederland

Recreatieoord Hoek van Holland, ook wel bekend als De houten kampeerstad van Rotterdam aan zee, is het oudste vakantiepark van Nederland.

Waarom wordt dit recreatieoord beschouwd als het oudste vakantiepark? Om deze vraag te beantwoorden, kijken we naar de opkomst van het kamperen en de verschuiving van tijdelijke tentenkampen naar seizoenskampeerterreinen met vakantiehuisjes.

 

Een korte geschiedenis van kamperen in Nederland

Kamperen vroeger was anders dan tegenwoordig. De oorsprong ervan gaat terug naar het einde van de negentiende eeuw. Tot die tijd was deze vorm van recreatie in Nederland voornamelijk bekend onder soldaten.

In 1889 gaf de minister van Oorlog echter toestemming aan leerlingen van het gymnasium en andere Amsterdamse scholen om van 15 tot en met 23 juli te kamperen. Dat gebeurde op een legerplaats op de heide bij Laren. Waarschijnlijk was dit een van de eerste keren dat kamperen als recreatieve activiteit plaatsvond in Nederland.

Groepskamperen

In de beginperiode trokken vooral sportieve solisten en jongerenclubs eropuit om hun tenten in de natuur op te zetten, zoals:

  • Gymnastiekverenigingen
  • Padvinders
  • Schoolkinderen

De Nederlandse Christen-Studenten Vereniging (NCSV) organiseerde vanaf 1899 jeugdkampen op verschillende plekken in het land. In dat eerste jaar kampeerde bijvoorbeeld een groep van twintig studenten van de vereniging, tien dagen op landgoed Molecaten bij Hattem.

Vanaf 1909 organiseerde de kampvereniging van de Nederlandse Gymnasiastenbond ieder jaar in juli en augustus zomerkampen bij boeren in Vierhouten.

Ook de vereniging Volksweerbaarheid betrok vanaf 1909 elke zomer ongeveer zestien dagen een tentenkamp, de eerste jaren in Laren en bij Harderwijk op de Veluwe. De groep bestond soms uit wel 180 tot 300 jongens uit alle streken van het land.

Drie jaar later, in 1912, werd de Nederlandse Toeristen Kampeer Club (NTKC) opgericht. De Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) volgde in 1918.

Tijdelijke kampeerplekken

Hoewel de groepen soms groot waren, was toeristisch kamperen vóór de Eerste Wereldoorlog iets bijzonders. Van vaste kampeerterreinen was in deze jaren dan ook geen sprake. Kampeerders creëerden slechts tijdelijke, primitieve tentenkampen in het wild, op een landgoed of bij een boer.

het oudste vakantiepark van Nederland met een van de eerste huisjes op het terrein in Hoek van Holland

Steeds meer kampeerders na de Eerste Wereldoorlog

Na de Eerste Wereldoorlog werd kamperen steeds populairder. Op landgoed Eerde in Ommen, de bakermat van de Nederlandse padvinderij, kampeerden jaarlijks honderden padvinders. Maar ook steeds meer stadsmensen trokken in deze periode naar de kust.

 

Het nieuwe kamperen: seizoenskamperen

Door de groeiende interesse in kamperen ontstond in de jaren twintig, naast groepskamperen door jongeren, een nieuwe vorm van recreatie: seizoenskamperen. Dat werd bijzonder geliefd bij gezinnen uit de stad.

De eerste seizoenskampeerterreinen waren officiële kampeergelegenheden met een semipermanent karakter. Ze waren speciaal ingericht voor zowel korte als lange verblijven. Kampeerders konden er het hele zomerseizoen terecht.

Kampeerders vermaken zich, zittend in een rij op de grond, op kampeerterrein Hoek van Holland met een spel

De eerste kampeerterreinen

De oudste officiële seizoenskampeerterreinen van Nederland zijn:

  • Kampeerterrein Hoek van Holland (1923)
  • Kampeercentrum Saxenheim (1925)
  • Kamp Bakkum (1928)

Kampeerterrein Hoek van Holland

In Hoek van Holland wees de gemeente Rotterdam op 20 mei 1923 een stuk duingebied aan als kampeerterrein. Zo ontstond een van de eerste officiële seizoenskampeerterreinen van Nederland.

Kampeercentrum Saxenheim

Twee jaar later, op 31 mei 1925, openden twee jonge ondernemers Kampeercentrum Saxenheim (nu Camping Samoza) tussen Nunspeet en Vierhouten. Het terrein bood ruimte aan tenten en enkele kampeerhuisjes.

Kamp Bakkum (Castricum)

Kamp Bakkum (nu Camping Bakkum) trok in de vroege jaren twintig, net als Kampeerterrein Hoek van Holland, al veel kampeerders. Zij verbleven op landgoed Bakkum. In 1928 werd in de duinen een officieel kampeerterrein geopend voor Amsterdamse arbeiders. Tot halverwege de jaren dertig verbleven zij vooral in tenten; daarna verschenen de eerste tenthuisjes.

Kenmerkend voor Hoek van Holland en Bakkum was dat ze voornamelijk arbeidersgezinnen uit de stad aantrokken. In Saxenheim vond daarentegen nog steeds het begeleid groepskamperen van verenigingen plaats, die er zomerkampen hielden.

Kamperen met vergunning in Hoek van Holland

Doordat Hoogheemraadschap van Delfland mensen verbood door de duinen te lopen, kon commissaris Jas in 1923 een einde maken aan het wildkamperen. Dit was in de voorgaande jaren sterk toegenomen en vond verspreid plaats in de duinen van Hoek van Holland.

Op het terrein waren toiletten en drinkwaterkranen beschikbaar. Politieagenten hielden toezicht, en kampeerders moesten een vergunning aanschaffen.

Overgang naar houten huisjes

Kenmerkend voor Hoek van Holland was dat hier al vroeg in de jaren twintig de eerste houten kampeerhuisjes verschenen, als alternatief voor het traditionele kamperen in een tent. Het aantal huisjes groeide snel:

  • 1924: 10 huisjes
  • 1928: 282 huisjes
  • 1933: 470 huisjes

De huisjes boden meer beschutting dan tenten en waren populair bij gezinnen. De huisjeskampeerders hadden verlichting, een ledikant, tafel en stoelen en soms gordijnen.

Wat begon als een tentenkamp, groeide uit tot een kampeerterrein, keurig verdeeld in straatjes en percelen met houten vakantiehuisjes. Het markeerde de overgang naar een toegankelijkere en comfortabelere vorm van recreatie.

 

Het eerste Nederlandse vakantiepark

Deze ontwikkeling was een eerste stap naar het moderne vakantiepark. In de jaren dertig groeide deze manier van kamperen snel, toen het aantal kampeerterreinen sterk toenam (de term vakantiepark werd destijds nauwelijks gebruikt).

Tegenwoordig zijn vakantieparken met huisjes overal te vinden. De oorsprong van deze vorm van recreatie ligt echter bij Recreatieoord Hoek van Holland.